Koning Willem-Alexander keek donderdagmiddag terug op een geslaagd eerste streekbezoek in de coronatijd. “We zijn dankbaar dat het bezoek is doorgezet, al konden we het niet delen met een groot deel van de bevolking”, zei de koning in zijn terugblik bij De Veenhoop, waar hij net de skûtsjesvloot had bewonderd. “Maar het doel is behaald, Zuidoost-Fryslân heeft zich goed kunnen laten zien.”
Volgens burgemeester Harry Oosterman van de gemeente Ooststellingwerf, waar het streekbezoek in Oosterwolde donderdagmorgen begon, was pas zo’n vijf weken geleden besloten dit bezoek te houden. In korte tijd zijn dan ook veel voorbereidingen getroffen, met als extra handicap dat er van tevoren niks mocht uitlekken – aanvankelijk ook niet bij de mensen en instanties die bezocht zouden worden.
Dit om te voorkomen dat publiek zou afkomen op het koninklijk bezoek. Streekbezoeken zijn bedoeld om een provincie de kans te geven een regio in de schijnwerpers te zetten, maar bieden normaal gesproken de lokale bevolking ook de kans om koning en koningin in eigen dorp, school of kerkplein te zien. De coronaregels stonden dat in Friesland in de weg. Tot spijt dus van Willem-Alexander en Máxima.
De koning excuseerde zich dat hij zijn dankwoord niet in het Frysk kon doen, maar hij rekende erop dat zijn gehoor de andere rijkstaal ook machtig was. De Friese les die hij eerder op de middag volgde op een middelbare school in Drachten was te kort geweest om nu al een paar zinnen te spreken. Commissaris van de Koning Arno Blok meende dat het koningspaar met dat onderdeel van zijn bezoek een belangrijk signaal had afgegeven. “Kom nog eens terug!”, luidde zijn advies.
