BELGRADO – Servië betaalde een hoge prijs in de Eerste Wereldoorlog. Maar liefst een miljoen mensen kwamen daarin om het leven, onder wie 400.000 militairen. In de aanloop naar de herdenking dat de bloedige strijd dit jaar precies 100 jaar geleden losbarstte, is het Servische kroonprinselijk paar woensdag in Belgrado aanwezig geweest bij de presentatie van een boek over het ‘Servische leger tijdens de Eerste Wereldoorlog, 1914-1918’. “Geen ander land heeft zo’n hoge prijs betaald voor zijn vrijheid als Servië”, aldus de persmededeling van kroonprins Aleksandar.
Servië werd in 1914 aangevallen door Oostenrijk-Hongarije nadat een Bosnisch-Servische nationalist in Sarajevo aartshertog Franz Ferdinand, de troonopvolger van de dubbelmonarchie had vermoord. De Bosniër wilde zijn land, dat enkele jaren eerder was geannexeerd door Oostenrijk-Hongarije, van die bezetting bevrijden. Wenen stelde Servië na de aanslag een ultimatum in de stellige verwachting dat de voorwaarden niet ingelost zouden worden. Toen dat toch gebeurde, werd de oorlogsmachine toch niet gestopt. Door de wijdvertakte allianties van de Europse mogendheden raakten daardoor ook Rusland, Duitsland, Italië, Frankrijk en Groot-Brittannië meteen bij de strijd betrokken.
De schutter, Gavrilo Princip, geldt voor veel Serviërs als held en later dit jaar krijgt hij standbeelden in Belgrado en in een Servische wijk van Sarajevo. Aartshertog Karl van Habsburg, het huidige hoofd van de voormalige keizerlijke familie, zei eerder dit jaar in een interview met The Guardian dat zijn familie niet verantwoordelijk moet worden gehouden voor het begin van de oorlog. “Als Franz Ferdinand niet was vermoord, dan was er wel een andere aanleiding gevonden.”
