De reis van Catherine, hertogin van Cambridge, om in mei in Luxemburg te herdenken dat 150 jaar eerder het Verdrag van Londen werd getekend, herinnert aan een pijnlijke uitglijder van de Nederlandse koning Willem III, destijds ook groothertog van Luxemburg.
Hij had namelijk plannen gemaakt om Luxemburg, dat hij op persoonlijke titel bestuurde, te verkopen aan de Franse keizer Napoleon III. Aanvankelijk had hij daarvoor de stilzwijgende goedkeuring en zelfs aanmoediging van Pruisen, dat in sinds 1815 in Luxemburg-stad een garnizoen had. Maar toen de plannen openbaar werden, deed Berlijn alsof het van niets wist en werd Willem III onder druk gezet. De koop ging niet door en de koning-groothertog stond in zijn hemd.
In Londen kwamen onder meer Pruisen, Nederland, Rusland, Frankrijk en Groot-Brittannië bijeen, om over de toekomst van het groothertogdom te beslissen, en over dat van het hertogdom Limburg. Dat laatste werd een integraal deel van Nederland, maar Luxemburg bleef in personele unie verbonden met Willem III. Maar wel als neutrale staat, met vertrek van het in Franse ogen bedreigende Pruisische garnizoen. De forticaties in de stad werden afgebroken.
Voor Luxemburg betekende het Verdrag – na een eerder verdrag uit 1839 – de bevestiging van zowel zelfstandigheid als neutraliteit. In 1890 kwam er na het overlijden van Willem III een andere tak van het huis Nassau op de troon en met de Duitse inval in 1914 werd de neutraliteit geschonden.